Zoals al onze wintergasten is de kramsvogel vooral in de winter en het najaar te zien. Toch zijn er kleine aantallen die in het zuiden en oosten van ons land broeden in het voorjaar. De kramsvogel heeft een lichtgrijze kop, een bruine mantel, en een witte ondervleugel. De staart is opvallend lang met een zwart uiteinde. Zijn borst is opmerkelijk donkerbruin getekend met een oranje gloed die weer opgaat in zijn lichtgrijze onderkant. Voor het foerageren heeft de kramsvogel geen voorkeur, hij zoekt vooral insecten en wormen in bossen, parken, tuinen en op weilanden. In de winter eet hij ook wel bessen en rottend fruit. Meer informatieā¦